Onderzoeksverslag
Home Up Onderzoek Onderzoeksverslag Enqueteformulier Werkbladen Beoordelingsformulier Evaluatieformulier Voortgangsformulier

 

Verzuiling

Door:
Martha Stachowiak
Egbert-Jan Leppink

Dit werkstuk gaat over de verzuiling.De verzuiling was,zoals de meesten weten erg belangrijk
in het leven van de mensen,in de eerste helft van deze eeuw.

Maar wat is nu eigenlijk verzuiling?

De Nederlandse bevolking was steeds meer in groepen verdeeld geraakt.Groepen die op grond van hun geloof of levensovertuiging bijna geheel apart van elkaar gingen leven.Deze verdeling van de bevolking is men na de Tweede Wereldoorlog verzuiling gaan noemen.Voor de tweede
wereldoorlog was er echter ook al verzuiling,de naam verzuiling is dus later bedacht.De verschillende bevolkings groepen werden zuilen genoemd.We willen weten hoe bepaalde mensen tegenover de verzuiling staan of stonden.

We hebben voor dit onderwerp gekozen omdat we ons afvroegen hoe de mensen zijn veranderd en waarom.

Het verslag van dit onderzoek bestaat uit teksten,tabellen en grafieken.

Verder geven we onze eigen mening en conclusie.

We hopen dat U/je veel plezier hebt bij het lezen van dit werkstuk.

Wat gaan wij onderzoeken:

Wij hebben twee onderzoeksopdrachten.

Ons onderzoek bestaat dan ook uit twee delen:

Het eerste deel:
Het eerste deel gaat over de relatie tussen de godsdienst en de schoolkeuze.Daar wordt dus in uitgezocht of de godsdienst van de mensen veel of weinig invloed had op hun schoolkeuze.Ook wordt er gekeken of de invloed van de godsdienst door de jaren heen meer of minder invloed uitoefende op de schoolkeuze.Dit wordt vooral gedaan aan de hand van het
percentage katholieken.

Het tweede deel:
In het tweede deel wordt onderzocht of de verzuiling naarmate mensen ouder worden afneemt.Dit wordt gedaan aan de hand van een interview van vier vragen.Daarin vertellen de ondervraagden in hoeverre hun zuil of hun godsdienst een rol speelde in hun vroegere leven,in hun hedendaags
leven en welke invloed dit heeft op de beslissing die ze voor hun kinderen nemen/namen.Ook is er ruimte voor een stukje eigen mening van de ondervraagden,zodat we een goed beeld hebben van de verzuiling in het leven van de mens.

Inhoud:

1.Inleiding
2.Deel 1
3.Deel 2

Deel 1

De hoofdvraag:

Bestaat er een relatie tussen de godsdienst en de schoolkeuze?

De deelvragen:

1.Bestaat er een relatie tussen godsdienst en de keuze van de lagere school?
2.Bestaat er een relatie tussen godsdienst en de keuze van de middelbare school?
3.Wordt een eventuele relatie tussen godsdienst en schoolkeuze sterker naarmate de leeftijd van de ondervraagden hoger is?

Informatie:

Tabel 1:

Katholieken Totale aantal:
Schoolkeuze basisschool Aantal: Percentage:
Katholieke school: 191 94,50%
Protestantse school: 3 1,40%
Openbare school: 8 3,90%
Protestanten:
Schoolkeuze basisschool:
Protestantse school: 57 76%
Katholieke school: 1 1,30%
Openbare school: 15 20%
katholieken:
Schoolkeuze voortgezet
Onderwijs:
Katholieke school: 159 87,8%
Protestantse school: 2 1,10%
Openbare school: 20 11,04%
Protestanten:
Schoolkeuze voortgezet
Onderwijs:
Protestantse school: 45 71,40%
Katholieke school: 7 11,10%
Openbare school: 11 17,40%

 

Tabel 2:

Katholieken:

Aantal: percentage:
Schoolkeuze basisschool:
1900-1914 3 100%
1915-1929 44 97,70%
1930-1944 31 93,50%
1945-1959 82 95,10%
1960-1974 29 93,10%
Katholieken:
Schoolkeuze voortgezet
Onderwijs:
1900-1914 1 100%
1915-1929 27 87,09%
1930-1944 20 83,30%
1945-1959 73 87,90%
1960-1974 27 93,10%
Tabel 3:

Protestanten:

Schoolkeuze basisschool:
1900-1914 1 onbekend
1915-1929 13 53,80%
1930-1944 8 75%
1945-1959 18 72,20%
1960-1974 4 50%
Protestanten:
Schoolkeuze voortgezet
Onderwijs:
1900-1914 geen geen
1915-1929 2 66,60%
1930-1944 3 42,80%
1945-1959 11 61,10%
1960-1974 2 50%

Als we deze tabellen bekijken zien we dat tabel 1 een beeld geeft van wat de protestanten of katholieken voor school kozen.En we zien dat tabel 2 en 3 ons een beeld geven over hoeveel mensen van een bepaalde leeftijdsgroep een school kozen van hun geloof.

Antwoorden op de deelvragen en de conclusie:

Deelvraag 1,bestaat er een relatie tussen godsdienst en de keuze van de lagere school?

Voor het antwoord op deze vraag moeten we kijken in tabel 1.Daar zien we dat er van de 202 ondervraagde katholieken 191 naar een lagere school van dat geloof gingen,dat is dus 94,5%.
Van alle katholieken ging maar 1,4% naar een protestantse school,en 3,9% ging naar een middelbare school.Kijken we bij de protestanten dan zien we dat van de in totaal 75 ondervraagde protestanten er 57 naar een lagere school gingen van dat geloof,dat is gelijk aan 87,8%.

Ook bij de protestanten zien we net als bij de katholieken dat het percentage ondervraagden die naar een lagere school ging van een andere geloof dan het protestantse geloof laag is.Op de vraag of er een relatie is tussen de godsdienst en de keuze van een lagere school,kunnen we dus antwoorden:

Ja,want het merendeel van de ondervraagden gingen naar een lagere school van hun eigen geloof.

Uit de gegevens van tabel 1 valt echter ook de interessante conclusie te trekken dat het percentage protestanten dat voor een lagere school van dat geloof heeft gekozen toch 94,5-76=18,5% lager is dan bij de katholieken.

Hieruit mag geconcludeerd worden dat de protestanten op het gebied van de keuze voor een lagere school minder verzuild waren dan de katholieken.

Om deze tweede conclusie te controleren kun je ook nog even in tabel 2 en 3 kijken waar je ziet dat de katholieken het veel langer hebben volgehouden naar een katholeike basisschool te gaan dan de protestanten.

Deelvraag 2,Bestaat er een relatie tussen godsdienst en de keuze van de middelbare school?

Om deze vraag te beantwoorden moeten we weer in tabel 1 kijken,maar dan wel in het tweede deel, dat over de keuze van de middelbare school gaat.

We zien dat bij de katholieken van de 202 ondervraagden er 159 naar een katholieke lagere school
zijn gegaan,dat is dus 87,8%.De waarden voor de openbare en protestantse basisscholen zijn laag,
maar niet zo laag als bij de keuze voor een lagere school.Bij de protestanten heeft 71,4% van de
ondervraagden gekozen voor een middelbare school met protestantse achtergrond.Dit percentage is
net als bij de keuze voor de basisschool lager dan bij de katholieken.

Op de vraag of er een relatie bestaat tussen godsdienst en de schoolkeuze voor de middelbare school kunnen we antwoorden:
Ja,er bestaat een relatie,omdat het merendeel van de katholieken en
protestanten gekozen heeft voor een middelbare school van hun geloof.

Uit deelvraag 2 valt dus te concluderen dat mensen van een bepaald geloof ook vaak een school kozen van dat geloof,wat tegenwoordig vaak het geval niet meer is.Alleen al op het Jacobus college heeft een groot gedeelte om een andere reden voor deze school gekozen,dan omdat het een katholieke school is.

Het is na het bestuderen van deze gegevens niet duidelijk of de keuze voor een lagere en/of middelbare school door de ondervraagde zelf of door ouders is gedaan,dit is chter wel van belang bij het onderzoeken van de verzuilheid van de ondervraagden zelf,wat we in deel twee gaan doen.

Deelvraag 3,wordt een eventuele relatie tussen godsdienst en schoolkeuze sterker naarmate de leeftijd van de ondervraagden hoger is?

Om deze vraag te beantwoorden moeten we kijken in tabel 2 en 3,zij laten ons namelijk de relatie zien tussen de leeftijd van de ondervraagden en hun schoolkeuze.Als we bij de katholieken en hun keuze voor een basisschool kijken zien we dat in de leeftijdsgroepn van 1900-1914,100% voor een lagere school koos van katholieke oorsprong.We moeten er natuulijk wel rekening mee houden dat er maar 3 mensen uit deze leeftijdsgroep ondervraagd zijn,en deze misschien toevallig voor een katholieke basisschool hebben gekozen,het percentage is dus niet helemaal betrouwbaar.In de leeftijdsgroep van 1915-1929 zien we dat er nog 97,7% koos voor een katholieke school.In de volgende leeftijdsgroep wordt dit 93,5%,tot op dan toe is het percentage aan het afnemen.Maar dan komt er een opvallende verandering,want in de leeftijdsgroep tussen 1945 en 1956 koos ineens weer 95,1% voor een katholieke lagere school.Hoe zou dit te verklaren zijn?

Is het onverwachts gebeurd of heeft het ergens anders mee te maken,met de oorlog misschien?Het zou heel goed kunnen dat de mensen na de Tweede Wereldoorlog weer terugverlangden naar de goede oude verzuilde tijd,en daardoor vaker kozen voor een lagere school van hun eigen geloof dan voorheen.Maar als we bij de protestanten kijken zien we dat het aantal mensen uit deze leeftijdsgroep die voor een protestantse school kozen juist is afgenomen!We houden het voor voorlopig maar even op toeval.

In de laatste ondervraagde leeftijdsgroep bij de katholieken nam het percentage mensen dat voor een katholieke basisschool koos weer af.

Bij de protestanten kijken we ook naar de keuze voor een lagere school en de leeftijdsgroep,maar daar weten we niets van de leeftijdsgroep van 1900-1914.In de leeftijdsgroep van 1915-1929 heeft 63,8% van de ondervraagden gekozen voor een protestantse lagere school.Bij de derde leeftijdsgroep neemt het percentage dat koos voor een protestantse school weer toe tot 75%.In de leeftijdsgroep van 1945-1959 koos 72,2% van de ondervraagden voor een basisschool met protestantse oorsprong,en in de leeftijdsgroep van 1960-1974 was dit percentage 50%.

Voor de basisschool is het duidelijk aan te tonen dat een eventuele relatie tussen godsdienst en schoolkeuze sterker wordt naarmate de leeftijdsgroep van de ondervraagden hoger is.Bij de middelbare school zien we hetvolgende:

Bij de katholieken koos in de leeftijdsgroep van 1900-1914,100% voor een katholkieke middelbare school,dit percentage is echter onbetrouwbaar omdat we maar 1% uit deze leeftijdgroep hadden.In de leeftijdsgroep van 1915-1929 zien we dat 87,09% voor een katholieke middelbare school koos,de derde leeftijdsgroep geeft ons een percentage van 83,3%,en in de leeftijdsgroep van 1945-1959 koos 87,9% voor katholiek voortgezet onderwijs.Van de ondervraagden uit de leeftijdsgroep van 1960-1974 heeft 93,1% voor een katholieke middelbare school gekozen.

Bij de protestanten hebben we geen gegevens uit de eerste  leeftijdsgroep,maar in de leeftijdsgroep van 1915-1929 koos 66,6% van de ondervraagden voor een protestantse middelbare school.Van de ondervraagden uit de leeftijdsgroep van 1930-1944 koos 42,8% voor een middelbare school van hun geloof.In de leeftijdsgroep van 1945-1974 was dit percentage 61,1% en in de laatste leeftijdsgroep was dit percentage 50%.

Ook hier zien we weer geen duidelijke relatie tussen de leeftijd van de ondervraagden en het sterker worden van de relatie tussen godsdienst en schoolkeuze.

Op de vraag of een eventuele relatie tussen godsdienst en schoolkeuze sterker wordt naarmate de leeftijd van de ondervraagden hoger is kunnen we antwoorden:

Nee,zowel als bij de keuze voor een lagere als voor een middelbare school wordt de relatie tussen de godsdienst en de schoolkeuze niet beduidend sterker naarmate de leeftijd van de ondervraagden hoger is.

Eind conclusie:

De hoofdvraag was of er een relatie tussen de godsdienst en de keuze van het onderwijs bestaat.

We hebben door middel van de deelvragen aangetoont dat er wel een relatie bestaat tussen de godsdienst en de schoolkeuze van de basisschool en de middelbare school.

Maar de derde deelvraag hebben we moeten beantwoorden met een nee, omdat de percentages van de mensen uit een leeftijdsgroep achtereenvolgens toenamen en afnamen.

We zeggen dus ook: Ja, er bestaat een zekere relatie tussen de godsdienst en de schoolkeuze,maar deze wordt niet bepaald sterker naarmate de leeftijd van de ondervraagden hoger is.

Deel 2

De hypothese:
Naarmate de mensen ouder worden raken ze minder verzuild.

De deelvragen:
Voor het tweede deel van ons onderzoek hebben we geen exacte deelvragen,maar proberen we de hypothese te onderzoeken aan de hand van een kort interview.

De vragen van dit interview luiden:

1.Tot welke zuil/godsdienst behoort U? Behoren Uw kinderen tot dezelfde zuil/godsdienst?
2.Ging U vroeger met mensen om van een andere zuil/godstdienst?Hadden Uw ouders daar invloed op?Gaan Uw kinderen om met mensen van een andere zuil of godsdienst en welke invloed heeft U daar op?
3.Bent U getrouwd met iemand van Uw Eigen zuil/ godsdienst?Vond U dat belangrijk?Vindt U het belangrijk dat Uw kinderen trouwen met iemand van Hun zuil/godsdienst?

*Mening vraag:

4.Wat vond U ervan dat er zoveel verzuiling was?

Vraag 1: We hebben 11 mensen geintervieuwd,en kunnen de gevonden gegevens als volgt samenvatten:

Antwoord op de eerste vraag van het interview:

We hebben 5 katholieken,2 protestanten,1 islamiet en 3 neutralen geintervieuwd.

Van deze katholieke ondervraagden hebben er 4 mensen kinderen met dezelfde godsdienst,bij de protestanten had er 1 persoon kinderen met dezelfde godsdienst,de geintervieuwde islamiet heeft ook kinderen met dezelfde godsdienst en bij de neutralen hadden eerst alle personen kinderen zonder geloof,maar heeft later 1 van die kinderen voor de protestantse godsdienst gekozen.

Deze gegevens leveren ons de volgende tabel op:

 

Aantal geinterviewden per zuil:

 

Aantal personen met kinderen van dezelfde zuil:

katholieken: 5 4
Protestanten: 2 1
Islamieten: 1 1
Neutralen: 3 3

De personen hier boven hebben allemaal kinderen!

We zien in deze tabel dus dat van bijna alle zuilen de kinderen tot dezelfde zuil behoren,en we hebben de geintervieuwden gevraagd of ze het belangrijk vonden dat Hun kinderen tot dezelfde zuil behoren,en wat ze daar nu nog van vinden.De meerderheid heeft geantwoorde dat ze het belangrijk vonden dat Hun kinderen tot dezelfde zuil behoren,dezelfde meerderheid heeft echter ook geantwoorde dat ze het nu niet meer zo belangrijk vinden.We zeggen dus dat de mensen van verzuild naar minder verzuild veranderd zijn,de mensen zijn voor een deel ontzuild.We moeten echter wel rekening houden met het zeer kleine aantal geintervieuwde mensen.

Vraag 2:

De geinterviewden gaven op deze vraag als volgt antwoord:

(In de grafiek hebbben we gekozen voor percentages in plaats van absolutue aantallen omdat dit betrouwbaarder en beter te vergelijken is in procenten dan in absolute aantallen.)

We zien in deze grafiek goed dat de katholieken vroeger op het gebied van omgang veel meer verzuild waren dan de protestanten en dat de Islam helemaal een afgezonderde groep was.De Neutralen waren niet erg verzuild.We zien ook dat iedere zuil op het gebied van omgang minder verzuild is geraakt,want het percentage van de kinderen die met mensen uit een andere zuil om gaat is hoger dan het percentage van de mensen die met mensen van een andere zuil om ging.Bij de neutralen is het percentage kinderen dat met mensen van een andere zuil om ging het hoogst,een oorzaak hievoor kan zijn dat de neutralen weinig invloed hadden op de omgang van hun kinderen met anderen,dit percentage van mensen die invloed hebben op de omgang van hun kinderen is maar 45%.De andere zuilen daar integen hebben veel meer invloed op hun kinderen dan de neutralen,toch zie je dat ook bij deze zuilen het percentage kinderen dat met mensen van een andere zuil omging hoger is dan het percentage ondervraagden dat met mensen van een andere zuil om ging,we kunnen dus zeggen dat de verzuiling in de loop van de jaren is afgenomen,en wel het meest bij de protestanten,daarna bij de neutralen en nog weer ietsje minder bij de katholieken.Opvallend is dat bij de Islam de verzuiling op dit gebied niet erg is afgenomen.

Dit kan komen doordat er maar 1 ondervraagde van het islamitische geloof was,maar het zou ook te verklaren zijn doordat het Islamitische geloof een heel aparte levensovertuiging is,tot een heel andere cultuurstroming behoort en heel andere normen en waarden kent,als die wij in Nederland gewend zijn.We kunnen op het gebied van omgang met een andere zuil stellen dat men meer omging met mensen van een andere zuil of hier minder invloed op had naarmate men ouder wordt.

Vraag 3: Op de vraag of men getrouwd is/was met iemand uit een andere zuil en of de kinderen van die personen dat ook deden is als volgt geantwoord:

Je ziet dat de katholieken erg verzuild waren op het gebied van trouwen omdat 100% trouwde met iemand van hun zuil.Ook is het percentage dat dit belangrijk vondt tamelijk hoog bij de katholieken.Van de katholieken is 70% van de kinderen getrouwd met iemand uit dezelfde zuil,en had 50% van de ondervraagden hier invloed op.

Bij de protestanten is er iets opvallends te zien,daar is het percentage kinderen dat trouwde met iemand van dezelfde zuil namelijk hoger dan het percentage ondervraagden dat trouwde met iemand van dezelfde zuil.Zij de protestanten meer verzuild geraakt of is dit onbewust gebeurd?

Als we kijken bij het percentage protestantse ondervraagden dat invloed had op het trouwen van hun kinderen zien we dat dit maar 20% was,hieruit kunnen we de conclusie trekken dat de protestanten niet meer verzuild zijn geraakt maar juist minder verzuild zijn geraakt,want de mensen legden minder de nadruk op het trouwen met iemand van de eigen zuil.Bij de Islamieten zien we sterke verzuiling,zowel bij de ondervraagden als bij het trouwen van de kinderen en de invloed hierop.Dit heeft vooral te maken met de manier waarop in die godsdienst echtgenoten worden verkregen,namelijk door middel van uithuwelijken.

Bij de neutralen zienm we dat ook op het gebied van trouwen de verzuiling geen grote rol had,omdat het percentage dat het belangrijk vond te trouwen met iemand van de neutrale zuil laag is,evenals het percentage ondervraagden die het belangrijk vond dat de kindeen met iemand van hun eigen zuil trouwden.

De invloed en het belang van trouwen met iemand van de eigen zuil is naarmate men ouder werd afgenomen.

Mening vraag:

We hebben tot nu toe de mate van de verzuiling in het leven van de mens heel onpersoonlijk onderzocht,maar wat vonden de ondervraagden zelf dat er zoveel verzuiling was?

We behandelen hieronder van een aantal ondervraagden persoonlijk hun mening over de verzuiling.

Persoon 1(katholiek):Ik vind persoonlijk de verzuiling heel overdreven,want waarom zou iemand van een andere zuil minder goed zijn als iemand van je eigen zuil?

Persoon 2(katholiek):Ik vind dat de verzuiling ook zo zijn voordelen had,boven de samenleving van nu.Het is namelijk veel moeilijker om bij een verzuilde samenleving,als dictator aan de macht te komen.

Persoon 3(Islam):Ik heb eigenlijk weinig met de verzuiling in Nederland te maken gehad omdat ik hier nog maar 15 jaar woon,maar in onze cultuur zijn vele zaken van elkaar gescheiden,net als 50 jaar geleden hier nog het geval was.Ik heb altijd al de voorkeur gegeven aan een samenleving waarin niet iedereen zo openlijk met elkaar omgaat,dan zoals de samenleving nu is.

Persoon 4(Neutraal):Vroeger deed ik sterk mee aan de verzuiling,omdat de verzuiling toen gewoon zo sterk was,terwijl ik nu de verzuiling sterk overdreven vind.

Uit de mening hierboven en die van de andere ondervragaden blijkt dat het merendeel van de mensen de verzuiling achteraf overdreven vindt,en de voorkeur geeft aan de onverzuilde samenleving van nu.

Conclusie:

We hebben de hypothese dat de verzuiling minder wordt in het leven van een mens naarmate die ouder wordt bewezen omdat:

Zowel op het gebied van omgang met iemand uit de andere zuil en het trouwen met iemand van de eigen zuil volgt dat de ondervraagden vroeger meer verzuild waren dan dat ze nu zijn.Uit de meningen van de ondervraagden blijkt dat ze de verzuiling een beetje overdreven vonden.

Woord van de schrijvers:

Allereerst hopen we dat u/je net zoveel plezier aan het lezen van dit werkstuk heeft beleefd als wij bij het maken van dit werkstuk.Het is volgens ons heel leerzaam en best leuk om zo’n werkstuk te maken en daarom ook zeker voor herhaling vatbaar.Wij vinden echter wel dat de tijd die als eerste voor dit werkstuk gegeven was niet geheel in verhouding staat met de tijd die je voor een werkstuk als dit nodig hebt.